22.02.2017
Beste Vrienden,
Mijn wielrenners voelen het al kriebelen. Méér zelfs, voor hen is de kop is er al af. De eerste (oefen)wedstrijden zijn gereden, de eerste valpartijen hebben plaatsgevonden; bij sommigen werden de verwachtingen ingelost, anderen waren veeleer ontgoocheld. Het seizoen is nog héél lang en mijn atleten zullen er staan wanneer ze er moeten staan. Dat is al 10 jaar zo en dat zal nu niet anders zijn. De anderen mogen van mij nu gerust nog winnen. We ‘ve got a plan and we’ll stick to that plan. We weten wat we willen en wanneer we dat willen. Geduld wordt altijd beloond en frustratie mag er zijn. Frustratie siert een atleet. Zo ook van de langeafstandsloper waarvan ik afgelopen weekend nog een lactaattest afnam. Het was verre van een slechte test, maar het was naar eigen zeggen een ‘wake-up call’. Frustratie is de handtekening van ambitie; ambitie is een kenmerk van winnaars. Being second means you ‘re the first one in a long line of losers. Een winnaar wil erbovenuit steken, wil het verschil maken, het maximum uit zijn mogelijkheden. Winnaars doen niet mee met de rest en nemen geen genoegen met ‘goed’.
Winnaars hebben ook eigenschappen waarmee ze soms in hun eigen rapen dreigen te schieten. Eén van die trekjes is te veel willen doen. Niet kunnen stoppen wanneer het goed gaat. ‘Genoeg’ staat achteraan in de winnaar’s woordenboek. Méér is altijd beter. Denkt de winnaar. Maar sometimes less is more. Minder kilometers; minder junk miles maar méér kwaliteit. Lagere intensiteit; een lagere gemiddelde hartslag, voor een op termijn hogere basissnelheid. Of minder vaak die stabilisatie-oefeningen doen, zoals ik enkele dagen terug nog aan één van mijn master athletes zei. Kinesisten zeggen, allicht niet met slechte bedoelingen: “je moet elke dag je stabilisatie-oefeningen doen”. Maar, hoe degelijk met name de jonge garde van hen is opgeleid, ik denk dat velen onder hen het nog in Keulen horen donderen bij het begrip ‘supercompensatie’. Alle spieren, ook zij die voornamelijk instaan voor de stabiliteit van onze gewrichten, worden sterker door rust. En stabilisatie-oefeningen zijn niet zelden als tanden poetsen: onder andere patiënten met lage-rugklachten horen het vol te houden voor de rest van hun leven. Er is geen mens, zelfs geen winnaar – a champion is someone who has made a habit of doing what others find boring or uncomfortable –, die dit soort van oefeningen dagelijks blijft doen tot het einde van zijn of haar dagen.
Less is more, ook in de laatste dagen voor een wedstrijd. ‘Testen’ of je het wel kan, hoort niet in de laatste 10 à 14 dagen, juist o.w.v. het principe van de supercompensatie. Dat is rocket science. Je kan méér kwaad dan goed doen door in die laatste fase nog te veel te willen doen. Een beetje ‘bezig blijven’, ja, maar niet méér dan dat. Geen extreme inspanningen meer, noch qua volume, noch qua intensiteit. De koers wordt gewonnen in bed. Rust rules. Je kan beter te ‘fris’ aan de start van de wedstrijd verschijnen dan te vermoeid.
Winnaars moeten trainingsbeesten zijn. In alle deftige mondiale sporten kom je er niet meer, zelfs niet op nationaal niveau, met ‘maar’ 4 trainingen per week. Een zeker volume is een conditio sine qua non om het te maken in de sport; een gebrek aan volume kan je maar tot op zekere hoogte compenseren door een hogere intensiteit. There are no shortcuts to success. Maar de ‘kampioenen van de training’ worden niet noodzakelijk kampioen. Winnaars moeten verstandige trainingsbeesten zijn. Elke training, zelfs elke kilometer, moet een doel dienen. Kwantiteit én kwaliteit. Sterk én slim.
Met sportieve groeten,
Karel
#TrainHardButSmart
Mijn wielrenners voelen het al kriebelen. Méér zelfs, voor hen is de kop is er al af. De eerste (oefen)wedstrijden zijn gereden, de eerste valpartijen hebben plaatsgevonden; bij sommigen werden de verwachtingen ingelost, anderen waren veeleer ontgoocheld. Het seizoen is nog héél lang en mijn atleten zullen er staan wanneer ze er moeten staan. Dat is al 10 jaar zo en dat zal nu niet anders zijn. De anderen mogen van mij nu gerust nog winnen. We ‘ve got a plan and we’ll stick to that plan. We weten wat we willen en wanneer we dat willen. Geduld wordt altijd beloond en frustratie mag er zijn. Frustratie siert een atleet. Zo ook van de langeafstandsloper waarvan ik afgelopen weekend nog een lactaattest afnam. Het was verre van een slechte test, maar het was naar eigen zeggen een ‘wake-up call’. Frustratie is de handtekening van ambitie; ambitie is een kenmerk van winnaars. Being second means you ‘re the first one in a long line of losers. Een winnaar wil erbovenuit steken, wil het verschil maken, het maximum uit zijn mogelijkheden. Winnaars doen niet mee met de rest en nemen geen genoegen met ‘goed’.
Winnaars hebben ook eigenschappen waarmee ze soms in hun eigen rapen dreigen te schieten. Eén van die trekjes is te veel willen doen. Niet kunnen stoppen wanneer het goed gaat. ‘Genoeg’ staat achteraan in de winnaar’s woordenboek. Méér is altijd beter. Denkt de winnaar. Maar sometimes less is more. Minder kilometers; minder junk miles maar méér kwaliteit. Lagere intensiteit; een lagere gemiddelde hartslag, voor een op termijn hogere basissnelheid. Of minder vaak die stabilisatie-oefeningen doen, zoals ik enkele dagen terug nog aan één van mijn master athletes zei. Kinesisten zeggen, allicht niet met slechte bedoelingen: “je moet elke dag je stabilisatie-oefeningen doen”. Maar, hoe degelijk met name de jonge garde van hen is opgeleid, ik denk dat velen onder hen het nog in Keulen horen donderen bij het begrip ‘supercompensatie’. Alle spieren, ook zij die voornamelijk instaan voor de stabiliteit van onze gewrichten, worden sterker door rust. En stabilisatie-oefeningen zijn niet zelden als tanden poetsen: onder andere patiënten met lage-rugklachten horen het vol te houden voor de rest van hun leven. Er is geen mens, zelfs geen winnaar – a champion is someone who has made a habit of doing what others find boring or uncomfortable –, die dit soort van oefeningen dagelijks blijft doen tot het einde van zijn of haar dagen.
Less is more, ook in de laatste dagen voor een wedstrijd. ‘Testen’ of je het wel kan, hoort niet in de laatste 10 à 14 dagen, juist o.w.v. het principe van de supercompensatie. Dat is rocket science. Je kan méér kwaad dan goed doen door in die laatste fase nog te veel te willen doen. Een beetje ‘bezig blijven’, ja, maar niet méér dan dat. Geen extreme inspanningen meer, noch qua volume, noch qua intensiteit. De koers wordt gewonnen in bed. Rust rules. Je kan beter te ‘fris’ aan de start van de wedstrijd verschijnen dan te vermoeid.
Winnaars moeten trainingsbeesten zijn. In alle deftige mondiale sporten kom je er niet meer, zelfs niet op nationaal niveau, met ‘maar’ 4 trainingen per week. Een zeker volume is een conditio sine qua non om het te maken in de sport; een gebrek aan volume kan je maar tot op zekere hoogte compenseren door een hogere intensiteit. There are no shortcuts to success. Maar de ‘kampioenen van de training’ worden niet noodzakelijk kampioen. Winnaars moeten verstandige trainingsbeesten zijn. Elke training, zelfs elke kilometer, moet een doel dienen. Kwantiteit én kwaliteit. Sterk én slim.
Met sportieve groeten,
Karel
#TrainHardButSmart