29.03.2017
Beste Vrienden,
Met bovenstaande prentje ga ik nooit een prijskamp voor fotografie winnen. Maar hoeft ook niet. Het gaat over de inhoud en waar het vandaan komt. Het is een foto die ik trok in de gangen van het Judo Kodokan (trainingsinstituut) en het zijn woorden van de grondlegger van het judo, Jigoro Kano (1860-1938). Eén van zijn bekendste motto’s behelst wat hierboven is weergegeven als Sei-ryoku Zen-yo
(精力善用), ‘maximum efficiency with minimum effort’. Vrij vertaald: ‘train hard but smart’. Ik moet er geen tekening bij maken dat dit wel in mijn winkelkraam past…
‘Hard’ trainen is niet per se véél trainen, grote volumes. Vooral duursporters – en er was een tijd dat ik geen haar beter was – kicken op afstanden. Het zelfvertrouwen van menig triatleet, loper, zwemmer en last but not least wielrenner valt of staat niet zelden bij het gedane aantal kilometers die hij/zij in de voorbereiding op een wedstrijd heeft kunnen afhaspelen. ‘Ik rij 10.000 km op een jaar’ of ‘ik moet minstens 5.000 km in de benen hebben om een goeie Marmotte te fietsen’. Wat niet weet wat niet deert, maar er worden ‘junk miles’ gereden dat het niet schoon meer is. Het is niet (alleen) de kwantiteit, maar (ook) de kwaliteit die telt !
‘Hard’ trainen gaat ook over de intensiteit van de training. It’s not the hours, but what you put in the hours. Alle technologische inspanningen van de laatste jaren ten spijt: de kwaliteit van een training is nog altijd veel moeilijker te kwantificeren, om niet te zeggen dat alle pogingen een benadering blijven. ‘Not all that can be counted counts, and not all that counts can be counted’ zei niemand minder dan Einstein.
Zeggen dat de invulling van de training belangrijk is, wil niet zeggen dat trainingsvolumes onbelangrijk zijn. Tijdsgebrek om te trainen, excuus en klacht ‘nummer 1’ van de hedendaagse mens, kan slechts tot op zekere hoogte gecompenseerd worden door een hogere intensiteit of een juiste periodisering van de intensiteit. Met 5 uur per week verstandig trainen kan je nooit hetzelfde bereiken als met 15 uur verstandige training. Met 5 uur per week verstandig trainen zou je wel eens héél ver kunnen geraken, en alle bijkomende uurtjes zullen in verhouding ongetwijfeld véél minder renderen; maar iemand die het onderste uit de kan wil halen moet de wet van de verminderde meeropbrengst ondergaan.
Less is more? Ja en neen. Zo weinig mogelijk volume draaien (met zoveel mogelijk rendement) moet altijd het streefdoel zijn. Maar om sommige langefstandsdoelstellingen tot een goed einde te brengen, om in die doelstellingen te slagen of om er geen lijdensweg van te maken, is een minimaal volume niet zelden noodzakelijk. Wie niet vaker dan 4 keer per week kan of wil trainen heeft niks te zoeken op een halve triatlon. Wie het niet kan opbrengen om enkele weken van 60 km te lopen in de laatste maanden van de marathonvoorbereiding, stelt zijn doelstellingen beter bij.
Sometimes less is more, ja ! Op het vlak van trainingsintensiteit én op het vlak van trainingsvolume: elke training mag niet ‘vollen bak’ zijn en soms zijn ‘relatieve rustweken’ of rustdagen ronduit de ‘beste training’.
Effectief of ‘(doel)gericht’ trainen gaat over de juiste training op het juiste moment, over ‘periodisering’ van het trainingsproces. Dat is niet helemaal hetzelfde als waar het bij judo om gaat: efficiënte training impliceert een zo hoog mogelijk rendement, zoveel mogelijk trainingseffect. Efficiënte training is niet per se effectieve training (‘Training’ met de hoofdletter is jezelf op de juiste manier moe maken), effectieve training is niet altijd efficiënt (cfr. junk miles).
Efficiënte training kent ook grenzen op het vlak van menselijkheid. Honderd procent efficiëntie is voor machines, misschien voor ook voor ‘menselijke machines’ zoals er in Japan waarschijnlijk wel dagelijks worden ‘geproduceerd’. Training hoort m.i. geen ‘only the strong survive’ te zijn: onderwerp 1000 atleetjes aan een Spartaans regime en diegene die barst noch buigt wordt waarschijnlijk wel wereldkampioen. Training hoort m.i. ook ‘plezant’ te blijven: een zeker fun-element – op of naast de training, vb. sommigen kan dat betekenen elke maand eens flink op stap gaan met kameraden – is zelfs voor meest gemotiveerde atleten ‘fun-damenteel’ om jarenlang vol te houden en het maximum uit de mogelijkheden te halen. De boog kan niet altijd gespannen staan.
Tenslotte is efficiënte training ook ‘go with the flow’. De judoka wendt de energie van zijn tegenstander aan in zijn eigen voordeel. Als de tegenstander zijn arm uitsteekt, gebruik dan zijn arm. 'If life gives you lemons, make lemonade'. 'Don’t push the river'. ‘Vecht niet met het water’, zei mijn zwemtrainer, ‘je kan er toch niet van winnen’.
‘Er worden geen prijzen gegeven aan degene die zijn trainingsschema het braafste volgt’, zo zeg ikzelf wel vaker tegen mijn eigen atleten, ‘maar wel naar degene die zichzelf het beste kent en ernaar handelt’. En jezelf leren kennen vraagt inderdaad ‘lichaamsoefening’, aan wisselende intensiteit, met grote en minder grote volumes; in den beginne soms ‘training’ aan lage efficiëntie, met trial and error. Wees geduldig met jezelf, maar wees ook gerust dat niemand ooit iets voor niets kreeg. Zeker niet in de sport. Hoogstens in het voetbal.
Met sportieve groeten,
Karel
Met bovenstaande prentje ga ik nooit een prijskamp voor fotografie winnen. Maar hoeft ook niet. Het gaat over de inhoud en waar het vandaan komt. Het is een foto die ik trok in de gangen van het Judo Kodokan (trainingsinstituut) en het zijn woorden van de grondlegger van het judo, Jigoro Kano (1860-1938). Eén van zijn bekendste motto’s behelst wat hierboven is weergegeven als Sei-ryoku Zen-yo
(精力善用), ‘maximum efficiency with minimum effort’. Vrij vertaald: ‘train hard but smart’. Ik moet er geen tekening bij maken dat dit wel in mijn winkelkraam past…
‘Hard’ trainen is niet per se véél trainen, grote volumes. Vooral duursporters – en er was een tijd dat ik geen haar beter was – kicken op afstanden. Het zelfvertrouwen van menig triatleet, loper, zwemmer en last but not least wielrenner valt of staat niet zelden bij het gedane aantal kilometers die hij/zij in de voorbereiding op een wedstrijd heeft kunnen afhaspelen. ‘Ik rij 10.000 km op een jaar’ of ‘ik moet minstens 5.000 km in de benen hebben om een goeie Marmotte te fietsen’. Wat niet weet wat niet deert, maar er worden ‘junk miles’ gereden dat het niet schoon meer is. Het is niet (alleen) de kwantiteit, maar (ook) de kwaliteit die telt !
‘Hard’ trainen gaat ook over de intensiteit van de training. It’s not the hours, but what you put in the hours. Alle technologische inspanningen van de laatste jaren ten spijt: de kwaliteit van een training is nog altijd veel moeilijker te kwantificeren, om niet te zeggen dat alle pogingen een benadering blijven. ‘Not all that can be counted counts, and not all that counts can be counted’ zei niemand minder dan Einstein.
Zeggen dat de invulling van de training belangrijk is, wil niet zeggen dat trainingsvolumes onbelangrijk zijn. Tijdsgebrek om te trainen, excuus en klacht ‘nummer 1’ van de hedendaagse mens, kan slechts tot op zekere hoogte gecompenseerd worden door een hogere intensiteit of een juiste periodisering van de intensiteit. Met 5 uur per week verstandig trainen kan je nooit hetzelfde bereiken als met 15 uur verstandige training. Met 5 uur per week verstandig trainen zou je wel eens héél ver kunnen geraken, en alle bijkomende uurtjes zullen in verhouding ongetwijfeld véél minder renderen; maar iemand die het onderste uit de kan wil halen moet de wet van de verminderde meeropbrengst ondergaan.
Less is more? Ja en neen. Zo weinig mogelijk volume draaien (met zoveel mogelijk rendement) moet altijd het streefdoel zijn. Maar om sommige langefstandsdoelstellingen tot een goed einde te brengen, om in die doelstellingen te slagen of om er geen lijdensweg van te maken, is een minimaal volume niet zelden noodzakelijk. Wie niet vaker dan 4 keer per week kan of wil trainen heeft niks te zoeken op een halve triatlon. Wie het niet kan opbrengen om enkele weken van 60 km te lopen in de laatste maanden van de marathonvoorbereiding, stelt zijn doelstellingen beter bij.
Sometimes less is more, ja ! Op het vlak van trainingsintensiteit én op het vlak van trainingsvolume: elke training mag niet ‘vollen bak’ zijn en soms zijn ‘relatieve rustweken’ of rustdagen ronduit de ‘beste training’.
Effectief of ‘(doel)gericht’ trainen gaat over de juiste training op het juiste moment, over ‘periodisering’ van het trainingsproces. Dat is niet helemaal hetzelfde als waar het bij judo om gaat: efficiënte training impliceert een zo hoog mogelijk rendement, zoveel mogelijk trainingseffect. Efficiënte training is niet per se effectieve training (‘Training’ met de hoofdletter is jezelf op de juiste manier moe maken), effectieve training is niet altijd efficiënt (cfr. junk miles).
Efficiënte training kent ook grenzen op het vlak van menselijkheid. Honderd procent efficiëntie is voor machines, misschien voor ook voor ‘menselijke machines’ zoals er in Japan waarschijnlijk wel dagelijks worden ‘geproduceerd’. Training hoort m.i. geen ‘only the strong survive’ te zijn: onderwerp 1000 atleetjes aan een Spartaans regime en diegene die barst noch buigt wordt waarschijnlijk wel wereldkampioen. Training hoort m.i. ook ‘plezant’ te blijven: een zeker fun-element – op of naast de training, vb. sommigen kan dat betekenen elke maand eens flink op stap gaan met kameraden – is zelfs voor meest gemotiveerde atleten ‘fun-damenteel’ om jarenlang vol te houden en het maximum uit de mogelijkheden te halen. De boog kan niet altijd gespannen staan.
Tenslotte is efficiënte training ook ‘go with the flow’. De judoka wendt de energie van zijn tegenstander aan in zijn eigen voordeel. Als de tegenstander zijn arm uitsteekt, gebruik dan zijn arm. 'If life gives you lemons, make lemonade'. 'Don’t push the river'. ‘Vecht niet met het water’, zei mijn zwemtrainer, ‘je kan er toch niet van winnen’.
‘Er worden geen prijzen gegeven aan degene die zijn trainingsschema het braafste volgt’, zo zeg ikzelf wel vaker tegen mijn eigen atleten, ‘maar wel naar degene die zichzelf het beste kent en ernaar handelt’. En jezelf leren kennen vraagt inderdaad ‘lichaamsoefening’, aan wisselende intensiteit, met grote en minder grote volumes; in den beginne soms ‘training’ aan lage efficiëntie, met trial and error. Wees geduldig met jezelf, maar wees ook gerust dat niemand ooit iets voor niets kreeg. Zeker niet in de sport. Hoogstens in het voetbal.
Met sportieve groeten,
Karel